Die mooie jurk doe je natuurlijk niet aan naar je werk
De zomerjurk blijft in de kast en dat komt niet door de regen
In juni gaf ik een feest. Speciaal voor de gelegenheid kocht ik een prachtige zomerjurk.
Eigenlijk juist niet speciaal, want dan zou ik hem maar één keer kunnen dragen en dat is dan weer jammer. Dus was ik op zoek naar een speciale – niet speciale – jurk, broek of whatever. Ik had nog geen idee. De verkoopster wel en zij kwam met verschillende kledingstukken, waaronder een jurk die ik zelf nooit had bedacht, maar direct een schot in de roos bleek. Niet alleen prachtig, maar ook geschikt voor elke gelegenheid. “Gewoon met een sneaker of slippertje eronder”, opperde de verkoopster. En dan gaan. Ik zag het al helemaal voor me; niet alleen op feestjes, maar ook lekker wandelend door de stad of op een terras. Laat maar komen die zomer.
Tijdens het feest voelde ik mij de koningin te rijk in mijn mooie jurk. Daarna werd het anders dan verwacht. De jurk is de kast niet uit geweest. In praktijk associeert mijn hoofd de jurk met ‘het middelpunt zijn’. Dus ik draag hem niet, zelfs niet naar andere feestjes, want daar draait het niet om mij. Zoals ze wel zeggen: nooit mooier dan de bruid. De bruid blijkt voor mij een heel rekbaar begrip, met als resultaat dat de jurk in de kast blijft hangen.
Bij die jurk, denk ik aan gelijk aan jou. Zo’n opvallende jurk zou jij ook never nooit aantrekken naar je werk. Dat is wel de laatste plek waar je in het middelpunt zou willen staan (en daar ben je, net als ik, toch al niet zo van).
Je valt het liefst niet op. Nu helemaal niet. Je doet je werk gewoon goed. Maar het lukt niet meer. Te veel, te veel onduidelijkheid, te veel belangen die meespelen. Je weet even niet meer hoe het verder moet. Natuurlijk laat je dat niet weten. Je trekt niet aan de bel. Je vraagt niet om hulp. De anderen gaan allemaal als een speer en hebben het al zo druk. Nu zou je het liefst verdwijnen. Niks mooie jurk, maar onopvallende kledingstukken.
Ik snap het. Ik trek tenslotte ook die feestjurk niet meer aan, terwijl anderen misschien denken: Tanja wat zonde dat je die jurk niet meer aan hebt. Zo denk ik dat over jou: zonde dat je in je eentje door blijft modderen.
Dat is nergens voor nodig.
Want ik ben er. Ik heb manieren om het werk zo te organiseren dat je resultaten boekt zonder dat je de indruk wekt dat het om jou gaat, dat jij in het middelpunt staat en zonder anderen tegen de haren in te strijken.
Nu ik dit opschrijf, neem ik me voor om op het eerstvolgende zomerse feest mijn jurk aan te doen. En wat doe jij morgen aan naar je werk?